Netwerkinstelling
Als u de instellingen voor het netwerk configureert, kunt u verschillende services gebruiken zoals online-inhoud en -applicaties.
Een bekabeld netwerk instellen
To connect wired networkVerbinding maken met bekabeld netwerk
  1. Sluit de LAN-poort op de TV met een LAN-kabel aan op de router.
    Verbind de router eerst met internet.
  2. Druk op de HOMETHUIS-knop op de afstandsbediening en selecteer rechtsbovenaan Setting iconPictogram Instellingen.
  3. Selecteer All Settings iconPictogram Alle instellingen Netwerk Bekabelde verbinding (Ethernet).
    Hiermee wordt de bekabelde netwerkverbinding ingeschakeld.
    Als u de details wilt bekijken, selecteert u Rondleiding langs instellingen Netwerk Bekabelde verbinding (Ethernet) in Gebruikershandleiding.
Als de router DHCP ondersteunt, wordt de TV automatisch verbonden met uw netwerk wanneer u de TV met een LAN-kabel op het netwerk aansluit.
Een draadloos netwerk instellen
To connect wireless networkVerbinding maken met draadloos netwerk
  1. Schakel de stroom in van de router die is verbonden met internet.
  2. Druk op de HOMETHUIS-knop op de afstandsbediening en selecteer rechtsbovenaan Setting iconPictogram Instellingen.
  3. Selecteer All Settings iconPictogram Alle instellingen Netwerk Wi-Fi verbinding.
    Hiermee wordt de draadloze netwerkverbinding ingeschakeld.
  4. Als het zoeken naar een netwerk is voltooid, wordt de lijst met beschikbare netwerken getoond.
  5. Selecteer een netwerk waarmee u verbinding wilt maken.
    Als uw draadloze LAN-router met een wachtwoord is beveiligd, voert u dit wachtwoord in.
    Als u de details wilt bekijken, selecteert u Rondleiding langs instellingen Netwerk Wi-Fi verbinding in Gebruikershandleiding.
Waarschuwingen bij netwerk instellen
Gebruik een standaard LAN-kabel (categorie 5 of hoger, met RJ45-aansluiting, voor een 10 Base-T- of 100 Base TX LAN-poort).
Door het modem opnieuw in te stellen kunnen bepaalde netwerkproblemen worden verholpen. Schakel de stroom uit, koppel het modem los en verbind het weer. Schakel vervolgens de stroom weer in om het probleem te verhelpen.
LG Electronics is niet verantwoordelijk voor problemen met netwerkverbindingen of defecten, uitval of fouten die door netwerkverbinding worden veroorzaakt.
Mogelijk werkt de netwerkverbinding niet goed vanwege de netwerkinstellingen of de internetserviceprovider.
DSL-service moet een DSL-modem gebruiken. Een kabelservice moet een kabelmodem gebruiken. Omdat er slechts een beperkt aantal netwerkverbindingen beschikbaar is, kan het zijn dat de netwerkinstelling op de TV niet kan worden gebruikt. Dit is afhankelijk van uw contract met de internetserviceprovider. (Indien het contract niet meer dan één apparaat per lijn toestaat, kan de reeds aangesloten PC worden gebruikt.)
Een draadloos netwerk kan hinder ondervinden van andere apparaten die gebruikmaken van de frequentie 2,4 GHz (zoals draadloze telefoons, Bluetooth-apparaten of magnetrons). Storingen kunnen ook optreden bij gebruik van de frequentie 5 GHz, maar dit gebeurt minder vaak.
De draadloze omgeving kan ervoor zorgen dat het draadloze netwerk traag wordt.
Wanneer u niet alle plaatselijke thuisnetwerken uitschakelt, kan dat op sommige apparaten tot overmatig verkeer leiden.
Het toegangspuntapparaat dient draadloze verbindingen te ondersteunen en de functie voor draadloze verbinding dient op het apparaat te zijn ingeschakeld voor een toegangspuntverbinding. Neem contact op de serviceprovider over de beschikbaarheid van de draadloze verbinding op uw toegangspunt.
Controleer de SSID en de beveiligingsinstellingen van het toegangspunt. Raadpleeg de desbetreffende documentatie voor de SSID en de beveiligingsinstellingen van het toegangspunt.
Ongeldige instellingen op netwerkapparaten (bekabeld/draadloos apparaat voor het delen van lijnen, hub) kunnen ervoor zorgen dat de TV langzaam reageert of niet goed werkt. Installeer de apparaten op de juiste wijze, in overeenstemming met de handleidingen van de apparaten en het netwerk in.
De verbindingsmethode kan verschillen op basis van de fabrikant van het toegangspunt.
Om een probleem op te lossen dat verband houdt met deze functie, raadpleegt u het gedeelte Bevestigen van de Gebruikershandleiding.